Leven als monnik in de abdij van Westmalle

Samenleven in stilte, gebed en werk.

Een broeder van de abdij van Westmalle leest in stilte een boek

Leven in en vanuit Gods aanwezigheid

Doorheen de tijd is het monnikenleven grotendeels onveranderd gebleven. In de abdij van Westmalle is dat niet anders. Hier leven, bidden en werken monniken samen in stilte, net zoals dat al zoveel eeuwen gebeurt. Ze volharden in de eindeloze poging om te leven in – en vanuit – Gods aanwezigheid. Ze ontmoeten God in elke broeder en in alles wat elke dag gebeurt. Dat doen ze via het gebed, maar ook door arbeid, want ze volgen de regel van Benedictus. Op deze pagina’s krijg je alvast een eerste inkijk in het monnikenleven.

Bidden is luisteren

Bij het woord ‘bidden’ denk je misschien nogal snel aan een ‘vraaggebed’: je vraagt om iets en hoopt dat je gebeden worden verhoord. Maar bidden is vooral luisteren: het draait om open en dankbaar zijn om wat je gegeven wordt. Het is een manier om je los te maken van je dagelijkse beslommeringen en zo dichter bij God te komen. Net daarom neemt het gebed een centrale plaats in bij de monniken van Westmalle. Ze komen 6 keer per etmaal samen om te bidden: de eerste keer al om 4u ’s ochtends, tijdens een gezamenlijke nachtwake.

Koorgebeden en eucharistie

De momenten waarop de monniken samenkomen om te bidden, noemen we de getijden. Tijdens de derde getijde van de dag – het voormiddaggebed – vindt meteen ook de eucharistieviering plaats: op dat moment herdenken de monniken het sterven en verrijzen van Jezus. De monniken bidden vooral met woorden uit de Psalmen, de lofzangen uit het Oude Testament die doorgaans worden gezongen. De Psalmen geven hun de woorden om uit te zingen wat er in de wereld of in henzelf leeft – het zijn hun koorgebeden.

Boek met Psalmen, longzangen uit het Oude Testament

Persoonlijk gebed en lezen

Door samen te bidden, maken de monniken het gebed meteen krachtiger. Maar in feite moeten de monniken altijd bidden, in een eindeloze poging om te leven in en vanuit Gods aanwezigheid. Zo zijn er ook momenten voorzien voor persoonlijk gebed: momenten om de eigen zwakheden te erkennen en door God te laten zuiveren. Daarnaast is ook de ‘lectio divina’ belangrijk: het ontdekken van Gods woord door veel en gericht te lezen.

Handen uit de mouwen

De monniken van Westmalle volgen de regel van Benedictus. Dat wil ook zeggen dat ze de handen uit de mouwen moeten steken. Benedictus vindt immers dat monniken geen leeglopers mogen zijn, maar dat ze moeten instaan voor hun eigen levensonderhoud. Arbeid draagt ook bij tot persoonlijke ontwikkeling, meteen de basis voor spirituele groei. Bovendien stelt het werk de monniken in staat om zich creatief uit te leven. Dat werk kan overigens heel wat vormen aannemen. Vaak gaat het om handenarbeid, maar de monniken verrichten bijvoorbeeld ook administratief werk.

De abdij van Westmalle in een sneeuwlandschap

Voorzien in eigen levensonderhoud

Wellicht is de abdij van Westmalle vooral bekend om haar brouwerij. Maar de monniken voorzien nog op heel wat andere manieren in hun eigen levensonderhoud. Zo vind je ook nog een boerderij, bakkerij en een kaasmakerij binnen de muren van de abdij. Alleen het bier en de kaas worden verkocht, het brood is in de eerste plaats bestemd voor de monniken en hun gasten. De boerderij levert vooral melk voor de trappistenkaas.

Dienst aan de gemeenschap

Voor de monniken betekent arbeid meteen ook dienst aan de gemeenschap. De inkomsten van de brouwerij dienen niet alleen voor het eigen levensonderhoud, maar ook om gastvrijheid te beoefenen en om aan liefdadigheid te doen. Zo helpt de abdij van Westmalle ook andere, meer behoeftige kloosters en worden ontwikkelingsprojecten in binnen- en buitenland gesteund. Binnen de abdij betekent dienst aan de gemeenschap bijvoorbeeld ook dat er veel zorg gaat naar zieke en oudere broeders.

Blijven groeien en leren

De abdijgemeenschap vormt een oefenschool voor christelijke naastenliefde. En wie ‘school’ zegt, zegt ‘leren’. Monniken werken dan ook voortdurend aan hun spirituele groei door te bidden en te werken. Daarnaast helpt Vader Abt hen met hun geestelijke onderricht. De monniken zien hem niet alleen als een medebroeder, maar ook als de vertegenwoordiger van Jezus in hun gemeenschap. Hij begeleidt elk van hen persoonlijk op hun weg naar zelfkennis en genezing van de eigen zwakheden.

Wekelijkse bijeenkomst tijdens het kapittel

De monniken verzamelen minstens 1 keer per week voor het kapittel. Die bijeenkomst wordt doorgaans voorgezeten door de Abt, maar soms worden ook externe gastsprekers uitgenodigd. Tijdens het kapittel komen spirituele of actuele onderwerpen aan bod die de abdijgemeenschap aangaan. De term ‘kapittel’ komt overigens voort uit de gewoonte om bij elke bijeenkomst een hoofdstuk – oftewel kapittel – uit de Regel van Benedictus te bespreken.

Samen eten

De broeders van Westmalle eten altijd samen, als één grote familie. Tijdens die maaltijd wordt ook hun geest gevoed, want er wordt voorgelezen uit een boek. Vaak gaat het om een religieus werk, maar ook teksten uit de actualiteit of cultuur komen aan bod. Het eten zelf is sober, maar voedzaam en voldoende. Zo worden de woorden van Sint-Bernardus aan tafel waargemaakt: “Hou je lichaam gezond om God beter te kunnen dienen.”

Een broeder van de abdij van Westmalle leest in stilte

Leven in stilte

Stilte is een zeldzaam goed geworden in onze wereld. Maar het is een cruciaal onderdeel van het monnikenleven. Ook de monniken van Westmalle brengen het grootste deel van de dag in stilte door. Dat is niet makkelijk, maar ze kunnen daarbij rekenen op de steun van de Abt. In combinatie met de regelmaat van het leven in de abdij, zorgt de stilte ervoor dat ze tot bezinning komen. Want het Woord van God wordt pas echt beantwoord als het stil is.

Een broeder van de abdij van Westmalle leest in stilte

Monnik worden

Soms voelt iemand zich geroepen om de stem van zijn hart te volgen en de abdijgemeenschap te vervoegen. Maar monnik worden doe je niet zomaar. Er gaat een proef- en vormingsperiode van minstens 5 jaar aan vooraf. De weg naar de plechtige professie – de definitieve intreding – verloopt in verschillende etappes. Daarbij wordt telkens grondig gecheckt of de kandidaat nog steeds gemotiveerd is, en of de nodige geestelijke en emotionele rijpheid aanwezig is om de volgende stap te zetten.

Eerste contact

De kandidaat geeft tijdens een eerste gesprek met de novicemeester een eerlijk inzicht in zijn biografie. Misschien moeten bepaalde zaken uit zijn verleden eerst nog uitgeklaard worden, al dan niet in een therapeutische context.

Uitzuivering van motivaties

Er gaat heel wat om in de kandidaat. Welke drijfveren hebben te maken met een zoektocht naar God? De novicemeester helpt om de motivaties uit te zuiveren. Daarbij is het nodig dat een vertrouwensband groeit tussen kandidaat en novicemeester.

Stage in de abdijgemeenschap

Als de kandidaat er klaar voor is, wordt hij uitgenodigd om enkele dagen in het gastenhuis te logeren en het ritme van de abdij te ontdekken. Daarna volgt mogelijk een langer verblijf om alvast mee te draaien in de gemeenschap.

Intrede in de abdij: postulaat

Op de dag van de intrede begint het postulaat: een periode van initiatie en langzaam vertrouwd raken met het Cisterciënzer-leven. Afhankelijk van de persoonlijke groei duurt het postulaat 4 à 5 maanden, waarna een evaluatie volgt.

Noviciaat

Daarna volgt het noviciaat, dat 2 jaar duurt. De kandidaat krijgt het witte habijt van de Cisterciënzers en vaak ook een nieuwe naam. In deze periode ervaart de kandidaat – nu een novice – het Cisterciënzer-leven op een diepe, persoonlijke manier.

Tijdelijke professie

Aan het eind van het noviciaat spreekt de novice zijn tijdelijke geloften uit: een engagement voor
1 jaar, dat hij 3 keer kan herhalen. Hij krijgt eigen verantwoordelijkheden en kan zich eventueel al wijden aan een filosofische en theologische studie.

Plechtige professie

Na minstens 3 jaar tijdelijke professie kan de broeder aan de Abt vragen om zijn plechtige geloften te mogen uitspreken. Hij verbindt zich dan definitief met de gemeenschap, de plaats en met de orde. Deze plechtige professie is geen eindpunt, maar het begin van een groeiproces dat een leven lang duurt. De broeder krijgt niet alleen een eigen taak in de abdij, maar zal zich blijven vormen door te bidden, te werken en deel te nemen aan het gemeenschapsleven.

De geloften van de monniken

Na een proef- en vormingsperiode van 5 jaar legt een kandidaat voor het monnikenleven 4 geloften af: die van armoede,
gehoorzaamheid, monastieke levenswandel en stabiliteit. Daarmee bindt hij zich aan de gemeenschap, de plaats en de orde.
Vanaf dan moet de monnik deze geloften elke dag opnieuw waarmaken.

ARMOEDE

Alle bezit is gemeenschappelijk en wordt gedeeld. De monnik streeft naar soberheid en eenvoud: hij doet afstand van alles wat overbodig is.

GEHOORZAAMHEID

Monniken staan steeds open voor loyale dialoog met hun medebroeders en de abt. Ze dragen bij tot de vrede in de gemeenschap door de beslissingen van de abt te respecteren.

MONASTIEKE LEVENSWANDEL

Begeerte en zelfzucht worden ingetoomd en verfijnd tot vriendelijkheid en bescheidenheid. Zo ontstaat een sfeer van genegenheid, vroomheid en respect in de gemeenschap.

STABILITEIT

De monnik bindt zich aan de gemeenschap waar hij intreedt. Enkel om ernstige redenen verandert hij van gemeenschap. Dan volgen een nieuwe proeftijd en nieuwe geloften.

Meer info nodig?

Heb je vragen over een mogelijke roeping? Wens je een gesprek over om de verschillende opties te bespreken? Neem dan contact op met onze vormingsverantwoordelijke en novicemeester via het onderstaande formulier of mail rechtstreeks naar br_samuel@abdijwestmalle.be.